Les 1, Onderwerp 1
In uitvoering

Tool 2 – Het Outcome Model

Jan 31/07/2025

Het Outcome Model helpt je om werkbare en resultaatgerichte doelen te stellen en deze om te zetten in concrete actieplannen. Het geeft je 5 verschillende aspecten van een doel die je kan exploreren in je gesprek.

1 – Het doel

Stel het doel welgevormd met het NLP-Handmodel.

2 – Het hogere doel

Achter een doel ligt altijd een ‘waarom’. We willen iets bereiken omdat we geloven dat het ons iets anders zal opleveren. Zoals iemand een andere job zoekt om meer challenge, collegialiteit of dergelijke te ervaren. Het hogere doel achter het zoeken van een andere job is dus challenge of collegialiteit. Hier enkele vragen om tot dat hogere doel te komen.

‘Wat is daar zo belangrijk aan?’
‘Wat zal het jou opleveren, wanneer je dat bereikt?’
‘Wat komt daarna? Waarnaar is dit een tussenstap?’

3 – Hoe is het nu?

Een doel staat altijd in vergelijking met hoe het nu is. Door dit in kaart te brengen, wordt ook duidelijker wat er precies anders moet. Bovendien komt bij het exploreren van hoe het nu is, vaak de Weg Van-beweging boven. Soms willen we vooral weg van iets.

‘Hoe is het nu?’
‘Hoe heb je het tot nu toe aangepakt?’
‘Wat is er goed/niet goed aan hoe het nu is?’

4 – De obstakels

De obstakels zijn de dingen waarvan we het gevoel hebben dat ze ons in de weg staan. Belangrijk hierbij is te beseffen dat dat vaak vooral perceptie is. Want wat de ene persoon tegenhoudt, is voor de andere gewoon een todo’tje. Hier een aantal vragen om de obstakels te bevragen:

‘Wat maakt dat het nog niet gelukt is?’
‘Wat houdt je tegen?’
‘Welke zaken trekken tegen?’

En een aantal vragen om te peilen naar de mate waarin de perceptie mogelijks kan verschuiven:

‘Hoe houd je jezelf tegen?’
‘Hoe haal je er voordeel uit dat het niet verandert?’

5 – De hulpbronnen

De hulpbronnen zijn alles en iedereen die ons kunnen helpen. Door de coachee hiervan bewust te maken, kan er opening ontstaan naar mogelijkheden die nog niet benut waren. Hulpbronnen kunnen extern zijn (mensen, tijd, middelen), maar ook intern (ervaring, vaardigheden, overtuigingen, positieve gevoelens).

Externe hulpbronnen:
‘Wie of wat kan je daarbij helpen?’
‘Op welke steun kan je rekenen?’
‘Over welke middelen kan je beschikken als je het zou vragen?’

Interne hulpbronnen:
‘Hoe heb je dat in het verleden aangepakt?’
‘Welke vaardigheden heb je al?’
‘Met welke energie/houding zou het beter/wel lukken?’
‘Hoe zou … dat aanpakken?’ (kies iemand waarnaar de persoon opkijkt)

Responses

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *